Dagopvang Stichting Bram is ondergebracht in de Ridderkerkse basisschool De Botter. De gehandicapte kinderen en basisschoolleerlingen bezoeken elkaars lessen.
Als Tim piano speelt lijkt hij een beetje op Ray Charles. Net als de blinde soulzanger gooit hij zijn hoofd naar achteren, terwijl zijn vingers van links naar rechts over de toetsen bewegen. Zijn voetjes schoppen tegen het houten instrument. Tim (7) heeft ontegenzeggelijk oor voor muziek; af en toe komt een flard ‘Vader Jakob’ of ‘Altijd is Kortjakje ziek’ voorbij. Tim is heel auditief ingesteld, maar zijn gezichtsvermogen, motoriek en communicatieve vaardigheden zijn zeer beperkt. Als het aan hem ligt, zit hij de hele dag achter de piano. “Maar daarmee zouden zijn andere vaardigheden nog verder afvlakken”, zegt Marjon de Vries, oprichtster van stichting Bram, een dagopvang voor gehandicapten op een openbare basisschool.
Dus doet Tim ook oefeningen met handen en ogen. “Met muziek hebben we een ingang bij hem. We kunnen hem enorm motiveren door een liedje te fluiten of te zingen. Op die manier let hij op bij de andere oefeningen.” Naast Tim zijn vandaag nog vier kinderen bij stichting Bram. De vier begeleiders krijgen hulp van twee scholieren van de Ridderkerkse basisschool De Botter, waar de stichting is ondergebracht. De leerlingen helpen vrijwillig – zelfs in de zomervakantie – bij het kinderdagcentrum. Zoals Fenna. Zij wil later net als haar moeder werken in de gehandicaptenzorg. Het helpen is vooral leuk. “Ze zijn zo enthousiast.” Niet alleen komen leerlingen van De Botter over de vloer bij stichting Bram. De kinderen van de opvang bezoeken ook de kleuterklassen van de basisschool, één à twee uur per week. Adam schuifelt met een loopstoel het hele gebouw door. Het liefst bezoekt hij lessen van groep acht, om de leerlingen één voor één een high five te geven. De versmelting van school en opvang is vrij uniek. Toen De Vries haar stichting oprichtte, had alleen een basisschool in Alkmaar ook plaats voor zwaar gehandicapte kinderen. Inmiddels zijn zes soortgelijke initiatieven in oprichting. Toen De Vries haar zoon Bram kreeg, moest ze op zoek naar een dagverblijf voor gehandicapte kinderen. Bram is 6 en heeft een algehele ontwikkelingsachterstand. Motorisch, communicatief en sociaal-emotioneel heeft hij het niveau van een kind tussen de twee en acht maanden. Bram heeft impulsen uit zijn omgeving nodig. Krijgt hij die niet, dan valt hij in slaap. Zijn moeder zag het daarom niet zitten hem onder te brengen op een dagvoorziening met uitsluitend gehandicapten. “Daar let één begeleider op vier leerlingen. Er is geen tijd om Bram de aandacht te geven die hij nodig heeft om tot ontwikkeling te komen.” Bram zou zich afsluiten en slapen. Gelukkig had De Vries een oud-collega bij een peuterspeelzaal. Daar kon Bram terecht. Ze zegde haar baan als lerares op en ging haar zoon begeleiden op de peuterschool. Bram reageerde verrassend goed op die nieuwe omgeving. De Vries: “Hij knapte zichtbaar op. Hij werd actiever, kreeg meer zelfvertrouwen en at de hapjes die andere kinderen hem voerden.” Bram ging ook zijn stem gebruiken. Met de klanken die hij uitbrengt, communiceert hij met andere kinderen. Toen Marjon hem meenam op wintersport bleek hoezeer Bram school nodig heeft. “Hij was volledig ontregeld. Hij wilde alleen maar slapen en kreeg meer last van epileptische aanvallen.” De anderhalf jaar die Bram op de peuterspeelzaal zat, gaf zijn moeder de tijd haar stichting op te zetten en sponsors en de lokale politiek achter zich te krijgen. Ze wilde haar dagvoorziening onder één dak met een basisschool, omdat de kinderen op de peuterspeelzaal en Bram zo goed op elkaar gereageerd hadden. De Botter had ruimte, maar De Vries moest nog wel alle betrokkenen achter zich krijgen. Zij wilde niet in de school intrekken, wanneer zij niet iedereen kon overtuigen. Niet alle docenten en ouders waren direct om, een rits gesprekken met leraren, de medezeggenschapsraad, de ouderraad en uiteindelijk een ouderavond volgden. Sommige ouders en leraren waren bang dat de aandacht voor de gehandicapte kinderen ten koste zou gaan van de lessen. De Vries: “Er zijn zijn twee soorten leraren. Zij die er veel over hadden gelezen en het wel zagen zitten. De andere groep zei: ‘we hebben het al zo druk, dat kan nooit’.” De Vries denkt dat zij zelf, toen ze nog lerares was, ook niet happig was geweest op gehandicapte kinderen in de klas. “Inmiddels weet ik dat er heel veel mogelijk is, als je ervoor open staat.” Dat heeft directeur Debby Wernke ook gemerkt. Volgens haar denken kinderen niet na over beperkingen, zoals volwassenen dat doen. “Kleuters zien niet eens dat er iets met de kinderen aan de hand is.” Bram liep afgelopen jaar mee met de kleuterklas. “Toen het jaar voorbij was, waren de leerlingen verbaasd dat Bram niet mee ging naar groep 3.” Daarom gaat Bram vanaf september ook lessen van groep 3 bezoeken. Inmiddels zijn alle ouders en leraren van De Botter overtuigd. Stichting Bram mag blijven. Maar zo’n dagopvang op een basisschool kan niet overal, beseft directeur Wernke. Juist omdat er één begeleider per kind is, kunnen de kinderen ook meedraaien in de lessen. Stichting Bram leunt voor een groot deel op vrijwilligerswerk; alleen pedagoge Jody de Haan is in vaste dienst. Wernke: “De kinderen zouden niet de lessen in kunnen zonder begeleiding. Op 25 leerlingen én een gehandicapt kind letten is te veel.”
Passend onderwijs
Scholen zoals De Botter, waar kinderen met meervoudige beperkingen reguliere lessen bezoeken, moeten niet verward met de praktijk van het passend onderwijs. Sinds 1 augustus is de ‘wet passend onderwijs’ van kracht. Scholen moeten nu ook leerlingen toelaten met bijvoorbeeld adhd, gedragsproblemen of het syndroom van Down. Dagvoorzieningen als stichting Bram, waar meervoudig beperkte kinderen ook de lessen van basisschoolleerlingen bezoeken, vallen daar niet onder. Kinderen met zware handicaps hebben geen leerplicht. Toch laat Marjon de Vries bij Stichting Bram ook kinderen toe met een lichtere beperking. Dean heeft het syndroom van Down, Levi het Rubinstein-Taybi syndroom. “Zij konden nergens anders terecht. De ouders vroegen of ik ze wilde toelaten.” De Vries had zelf met Bram ervaren hoe moeilijk het is een kind met een beperking op een peuterspeelzaal of school te krijgen. “Wij hebben een wachtlijst, maar zolang Dean en Levi niet op een andere school binnen ons samenwerkingsverband terecht kunnen, blijven zij hier.” Mogelijk komen Dean en Levi in aanmerking voor passend onderwijs; als het regioverband waar De Botter deel van uitmaakt, daarvoor kiest. Volgens De Vries is het maar de vraag of ze het redden. “Met de één-op-één begeleiding in onze groep komen ze goed tot ontwikkeling, het zit er ook in dat ze ongelukkig worden in een volle kleuterklas.” De ouders van Dean twijfelden of hij wel geschikt was voor stichting Bram. Dean is een echte rouwdouwer, die continu door het lokaal raast. Hij rust net als de andere kinderen een uurtje tussen de middag, in dezelfde bedbox als Bram. De Vries: “Zijn ouders waren bang dat hij op Bram zou gaan staan en ook andere kinderen pijn zou doen.” Het tegendeel is uitgekomen. “Bij Bram is Dean heel beheerst, hij legt zelfs een dekentje over hem wanneer die ligt te slapen.”
27 augustus 2014, Dagblad "Trouw"